Home | Thema's | Publicaties | Presentaties | Onderzoek
Onderzoeken in je eigen omgeving Een nieuwe aanpak voor natuur- en milieu-onderwijs Door Jos Cöp Natuuronderwijs is één van die vakgebieden die de laatste vijftien jaar een sterke ontwikkeling hebben doorgemaakt. De ideeën over didactische werkvormen zijn totaal veranderd: een tekst lezen en reproductievragen maken heeft plaats gemaakt voor het zelf doen van onderzoek. Op veel scholen is nog behoorlijk wat werk te verzetten, maar de opgang van het nieuwe didactische denken is overduidelijk. Een aantal organisatorische en andersoortige zaken staat een echte doorbraak nog in de weg. In de regio Nijmegen is een opmerkelijk initiatief tot stand gekomen doordat de Schooladviesdienst Regio Nijmegen, het plaatselijk Milieu Educatie Centrum en een tiental natuur- en milieu-organisaties de handen inéén hebben geslagen. Het resultaat is een nieuwe, geïntegreerde aanpak voor natuuronderwijs en milieu-educatie ofwel natuur- en milieu-onderwijs. Ook op andere plaatsen in Nederland worden deze ontwikkelingen met belangstelling gevolgd. In dit artikel zullen de hoofdlijnen van de aanpak, genaamd Natuur-nabij, de revue passeren. Een alledaagse praktijksituatie Marianne is groepsleerkracht in een combinatiegroep 4/5 op een school in Nijmegen. Tot voor twee jaar terug gaf zij natuur-onderwijs met een verouderde methode, een aangeklede encyclopedie noemt ze het nu zelf. Samen een tekst lezen en vragen beantwoorden was de vaste lesindeling. 'Eigenlijk leek het meer op begrijpend lezen', zegt ze zelf. Deze constatering werd door meerdere teamleden gedaan en vrij plotseling, deels uit irritatie, is een toen een drastisch besluit genomen. Besloten is om vanaf dat moment geen gebruik meer te maken van deze verouderde methode. Om dit kracht bij te zetten, zijn de boekjes nog dezelfde week bij het oud- papier gezet. Weg is weg. Maar wat toen een oplossing leek, het verwijderen van de methode, werd later weer een nieuw knelpunt. Alle materialen zelf maken kost wel ontzettend veel tijd. En er wordt nu wel van alles gedaan aan natuuronderwijs, maar een duidelijke leerstofopbouw zit er eigenlijk niet in. Het gebeurt een beetje te hooi en te gras. Natuurlijk, de 'begrijpend-lees-aanpak' van vroeger is verdwenen, maar wat is er voor in de plaats gekomen? Soms een televisieles volgen en soms wat onderzoek doen in de klas. De kinderen zijn dan leuk bezig, maar de teamleden vinden dat ze op geen enkele manier zicht krijgen op wat kinderen ervan leren. Kortom, de huidige situatie blijkt toch ook niet in alle opzichten ideaal te zijn. Voor veel schoolteams is dit een herkenbare situatie. Ze hebben gekozen voor een andere aanpak van het natuuronderwijs, maar dit heeft toch niet opgeleverd wat ze ervan verwacht hadden. In de regio Nijmegen zijn juist dit soort ervaringen een aanleiding geweest om onder de naam Natuur-nabij een nieuwe geïntegreerde aanpak voor natuuronderwijs en milieu-educatie (natuur- en milieu-onderwijs) te lanceren. Natuur-nabij is geen methode maar een aanpak om het natuur- en milieu-onderwijs vorm te geven. We zullen ingaan op de belangrijkste uitgangspunten van de aanpak. De directe leefomgeving centraal Eén van de opvallende zaken op het gebied van natuur- en milieu-onderwijs is dat er heel veel bruikbaar lesmateriaal voorhanden is. Een goede mogelijkheid is het werken met een moderne methode, maar een nadeel hiervan is dat de behandelde lesstof zeer algemeen is. Een groot aantal onderwerpen moet overal in het land op dezelfde manier kunnen worden behandeld: de egel uit Groningen vertoont dezelfde kenmerken als de egel uit Maastricht. Toch is het wel aan te raden om bij natuur- en milieu-onderwijs ook aandacht te besteden aan lesstof die wel betrekking heeft op de eigen regio. Ieder geogragisch gebied heeft zo haar eigen kenmerken en iedere regio haar eigen kansen en mogelijkheden op het gebied van natuur- en milieu-onderwijs. Aandacht besteden aan de eigen regio is bovendien de enige manier om ook daadwerkelijk wat te doen met de leefomgeving en belevingswereld van het kind. In nagenoeg iedere regio bieden natuur- en milieu-organisaties (in het vervolg nme-organisaties genoemd) de scholen thema's / lesmaterialen aan die gaan over de eigen omgeving. Het gaat hierbij om kant en klare thema's, lesbrieven, leskisten, excursiemogelijkheden, gastsprekers e.d. Door van tijd tot tijd gebruik te maken van dit aanbod is het mogelijk om de directe leefomgeving centraal te stellen, zonder zelf de materialen te moeten maken. Geen extra leerstof erbij Het probleem is vaak dat het hierboven genoemde lesmateriaal als extra wordt toegevoegd aan het bestaande lesprogramma, bijvoorbeeld de gehanteerde methode. Dit vergroot het gevoel dat er sprake is van een overladen lesprogramma. Een bijzonder onprettig gevoel voor leerkracht en leerling, maar de gevolgen zijn toch meer omvattend. De kwantiteit van de leerstof gaat het winnen van de kwaliteit: er moet zoveel, dus moet het snel. Werkvormen die meer tijd kosten maar wel effectiever zijn, denk aan het zelf doen van onderzoek, komen vaak niet aan bod. Dit is geen goede basis voor effectief onderwijs. Het is daarom noodzakelijk om anders om te gaan met extra lesmateriaal. Nieuwe leerstof zal dus zoveel mogelijk in plaats moeten komen van andere leerstof. Wanneer besloten wordt om het lespakket over 'de Waddenzee' aan de orde te laten komen, dan kan dit betekenen dat de methode-les 'de zee en het strand' komt te vervallen. Aan de hand van een goede duidelijke leerstofprogrammering kunnen dit soort keuzes verantwoord gemaakt worden. De leerstofmatrix Op dit moment komt er steeds meer aandacht komt voor een goede leerstofprogrammering. Dit is ook begrijpelijk in een tijd waarin kerndoelen omschrijven wat je als school aan leerstof aan moet bieden. De toegenomen aandacht voor de leerstofprogrammering heeft ook te maken met de angst om dingen te vergeten. Of anders gezegd: hoe zorg ik ervoor dat zo ongeveer alle onderwerpen aan bod komen. Natuur-nabij maakt gebruik van een leerstofmatrix. Deze matrix is een bewerking van de leerstofplanning van de werkgroep Natuuronderwijs op de basisschool (1990). Met een aantal kleine toevoegingen is ervoor gezorgd dat er ook voldoende aandacht is voor milieu-educatieve onderwerpen. Resultaat is de leerstofmatrix die hieronder staat afgebeeld. Om nu te zorgen dat alle leerstof aan bod komt, is het nodig dat alle cellen gevuld worden met onderwerpen. Veel verouderde methoden behandelen vooral onderwerpen over planten en dieren. Breng je de behandelde onderwerpen onder in de leerstofmatrix, dan valt je dus meteen op dat sommige cellen overvol en andere niet of nauwelijks gevuld zijn. Veel scholen die op deze manier naar hun programma gekeken hebben, kwamen tot de conclusie dat ze wel erg veel aandacht besteedden aan de levende natuur (domein planten en dieren) en nauwelijks aan de niet-levende natuur (domein materialen en verschijnselen). Een dergelijke conclusie is een aanleiding om onderwerpen uit de overvolle cellen te schrappen en op zoek te gaan naar geschikte leerstof voor de (bijna) lege cellen. Tevens kan de leerstofmatrix een hulpmiddel zijn om lessen uit de methode te vervangen door lespakketten die gemaakt zijn door nme-organisaties. Het invullen van de leerstofmatrix Een belangrijk uitgangspunt van Natuur-nabij is dat leerkrachten zelf geen materiaal hoeven te ontwikkelen. De ervaring leert namelijk dat dit een strategie is die slechts op korte termijn werkt. Een groep enthousiastelingen gaat aan de slag, maar na een aantal jaren blijkt dit toch te tijdrovend te zijn. De oorspronkelijke werkwijze kan dan in elkaar storten. Er zijn twee andere manieren om de hierboven beschreven leerstofmatrix gevuld te krijgen. De eerste mogelijkheid heet de methode-aanvullende variant en is vooral geschikt voor scholen die een moderne natuuronderwijsmethode gebruiken. Het grootste gedeelte van de leerstof (dus de vulling van de leerstofmatrix) komt dan uit een methode. Om te komen tot een volledige en evenwichtige vulling, met aandacht voor de eigen leefomgeving, worden een aantal onderwerpen (hoofdstukken) uit de methode vervangen door thema's. Het gaat dan om thema's die worden aangeboden door (regionale) nme-organisaties. Er zijn meerdere redenen waarom bepaalde onderwerpen uit de methode vervangen kunnen worden. De eenzijdigheid van de leerstof, bijvoorbeeld door teveel aandacht voor de levende natuur en te weinig voor de niet-levende natuur, kan een goede reden zijn. Om bij deze variant een goede afstemming te creëren tussen de thema's en de leerstof van de methode zijn een aantal activiteiten ondernomen. In opdracht van de projectgroep Natuur-nabij zijn vier veelgebruikte moderne methoden voor natuuronderwijs geanalyseerd op behandelde onderwerpen en is er aangegeven welke onderwerpen vervangen of aangevuld kunnen worden met thema's ontworpen door (regionale) nme-organisaties. Er wordt dus nooit zomaar extra leerstof aan het lesprogramma toegevoegd. Altijd is er opnieuw de overweging: wat komt erbij en wat kan er weg. De leerstofmatrix is hierbij een belangrijk hulpmiddel. De tweede mogelijkheid om te komen tot een verantwoorde vulling van de leerstofmatrix heet de methode-vervangende variant en is helemaal gebaseerd op het werken met thema's. Ook nu gaat het om de hierboven genoemde kant en klare thema's. Bij het werken volgens deze variant wordt geen gebruik gemaakt van een methode, maar wordt de gehele leerstofmatrix gevuld met thema's van (regionale) nme-organisaties. Dit regionale aanbod is in de regio Nijmegen geïnventariseerd en hieruit bleek dat er meer dan 750 produkten klaar liggen waar scholen gebruik van kunnen maken. Voor een fors gedeelte gaat het dan om thema's in de vorm van leskisten, lespakketten, lesbrieven etc. Door alle cellen van de leerstofmatrix te vullen met met één of enkele beschikbare thema's, ontstaat een meerjarenplanning met een uitgebalanceerde doorgaande lijn in het leerstofaanbod voor groep 1 t/m 8. Effectieve werkvormen Vanuit verschillende bronnen (o.a. inspectierapport natuuronderwijs, 1993) is de afgelopen tijd kritiek geleverd op de kwaliteit van de didactiek van het natuuronderwijs. Op twee van iedere drie scholen blijkt de didactiek (sterk) voor verbetering vatbaar. Er is met name kritiek op een drietal veel gebruikte werkvormcombinaties, die ook wel armoede-didactiek worden genoemd. Ten eerste gaat het om de opeenvolging tekst lezen en reproductievragen maken. Deze aanpak heeft meer weg van begrijpend lezen dan van natuur- en milieu-onderwijs en is daarom niet effectief. Ten tweede gaat het om het langdurig mondeling informatie geven door de leerkracht, zonder kinderen daarbij een actieve rol te geven. De betrokkenheid van de kinderen is na verloop van tijd dermate laag, dat ook dit niet als een vorm van effectief (natuur- en milieu-)onderwijs kan worden gezien. Een derde situatie die niet als effectief betiteld kan worden, is het doen van onderzoek zonder dat er verder nog op terug wordt gekomen. De kinderen zijn dan wel actief bezig, maar het onderzoek wordt te snel een doel op zich. 'Als ze maar lekker bezig zijn geweest', hoor je dan vaak. Niemand zal ontkennen dat dit belangrijk is, maar met een beperkte toevoeging zijn de resultaten veel beter. Door namelijk samen de ontdekte inzichten nog eens te bespreken en deze toe te passen tijdens een productieve opdracht, geef je kinderen de kans om het geleerde ook daadwerkelijk 'op te slaan' in hun geheugen (Boekaerts en Simons, 1993). Het doe-denk-doe-model Om een bijdrage te leveren aan het realiseren van een meer effectieve didactiek in de klas, maakt Natuur-nabij gebruik van het doe-denk-doe-model. Dit is een didactisch model dat bestaat uit een vijftal fasen: introductiefase (e.v.t. inclusief aanrommelen), activiteitenfase (vaak onderzoek doen), ordeningsfase (bespreken en reflecteren), verwerkingsfase (toepassen van het geleerde) en evaluatiefase. In de onderstaande tabel zal het één en ander nader worden toegelicht.
Op twee manieren wordt momenteel gebruik gemaakt van dit doe-denk-doe-model. Ten eerste maken steeds meer nme-organisaties (in de regio Nijmegen) die zich richten tot scholen, bij de samenstelling van hun thema's gebruik van dit model. Leskisten, lesbrieven en andere te gebruiken materialen worden voorzien van een beschrijving die gebaseerd is op het doe-denk-doe-model. Het mes snijdt daarmee aan twee kanten: de leerkrachten ontvangen materialen waar ze beter les mee kunnen geven en de nme-organisaties merken dat hun producten beter worden afgenomen. Ten tweede is er een aantal leerkrachten dat hun lessen zelf inricht volgens de fasen van het doe-denk-doe-model. Een groot aantal wat oudere thema's zijn namelijk niet ontwikkeld vanuit de systematiek van een goed doordacht didactisch model, terwijl ze inhoudelijk wel degelijk de moeite waard zijn. Met enkele bijstellingen op basis van het doe-denk-doe-model kunnen leerkrachten de effectiviteit van de thema's te vergroten, zonder dat dit betekent dat de leerkracht weer zelf materialen moet gaan maken. Educaties Zoals blijkt uit de leerstofmatrix hebben ook een tweetal educaties onderdak gekregen bij natuur- en milieu-onderwijs. Het gaat hierbij om gezondheidseducatie (domein wijzelf) en het reeds genoemde milieu-educatie (o.a. de domeinen compartimenten en omgeving). Bij een keuze voor een geïntegreede benadering van natuur- en milieu-onderwijs is het wel belangrijk om de eigenheid van educaties tot z'n recht te laten komen. Educaties zijn namelijk meer gericht op attitudedoelen. Gezondheidseducatie ijvert voor een gezonde leefwijze en milieu-educatie voor een duurzame houding ten aanzien van onze omgeving. Integratie van natuuronderwijs met educaties mag er niet toe leiden dat deze expliciete gerichtheid op attituden en dus de verbinding met waardenvorming verloren gaat. Helaas is er op dit moment nationaal en internationaal geen eenduidige kijk op hoe de waardenvorming het best aangepakt kan worden. Het is echter wel duidelijk dat waardenvorming altijd gekoppeld zal moeten zijn aan het maken van keuzes ten aanzien van je eigen gedrag. In het hierboven gepresenteerde doe-denk-doe-model is de vierde fase, de verwerking, zodanig ingericht dat het eigen gedrag aan de orde kan worden gesteld. Nieuwe inzichten, die in de activiteiten- en ordeningsfase door de leerling zijn verworven, kunnen via een opdracht vertaald worden in persoonlijk gedrag of gedragsvoornemens. Een voorbeeld hiervan kan zijn het schrijven van een brief, het houden van een discussie of debat, het maken van een affiche of het maken van een gebruiksaanwijzing. Laten we het geheel eens verduidelijken. Dit zal gebeuren met behulp van het volgende voorbeeld, waarbij het doe-denk-doe-model wordt gebruikt bij het thema afval. Het thema afval is een pakket dat is uitgewerkt door één van de Nijmeegse natuur- en milieu-organisaties. De kern van de introductiefase is het ophalen van de noodzakelijke voorkennis bij het thema en het schetsen van de doelen van het thema. De activiteitenfase is een onderzoekje over het scheiden van afval. Aan de hand van enkele opdrachten gaan kinderen zelf op zoek naar categorieën afval. In de ordeningsfase volgt een klassegesprek waarin de oplossingen worden uitgewisseld en conclusies worden getrokken. De leerkracht bewaakt tijdens deze fase ook dat de hoofdzaken van het thema aan de orde komen. De verwerkingsfase is dan om in groepjes gebruiksaanwijzingen te maken voor de verschillende afvalbakken. Een dergelijke verwerkingsopdracht werkt ondersteunend naar het maken van keuzes in het geval van meerdere gedragsalternatieven, oftewel welke keuzes kan ik maken als ik zit met een bepaalde categorie afval. De evaluatiefase, tot slot, is bedoeld om samen met de kinderen het thema te evalueren. Zelf aan de slag? Met veel enthousiasme wordt op dit moment in de regio Nijmegen gebruik gemaakt van de aanpak Natuur-nabij. In een aantal andere regio's in Nederland worden op dit moment gelijksoortige initiatieven ondernomen. Scholen, schooladviesdiensten, milieu-educatieve centra en natuur- en milieu-organisaties kunnen met behulp van Natuur-nabij gezamenlijk een antwoord geven op knelpunten die al jarenlang door leerkrachten worden aangegeven. Voor meer informatie kunt u terecht bij uw regionale schooladviesdienst of het plaatselijk milieu educatie centrum. Tevens zullen een groot aantal (regionale) nme-organisaties u op een meer incidentele basis van passende thema's en materialen kunnen voorzien. Mocht u behoefte hebben aan meer informatie, dan is het handboek Natuur-nabij verkrijgbaar bij de Schooladviesdienst Regio Nijmegen. Hierin worden alle mogelijkheden van de aanpak gedetailleerd beschreven en tevens zijn er alle beschikbare invoerings- en begeleidingsinstrumenten in opgenomen. Literatuur: Boekaerts, M. & Simons, P.R.J. (1993). Leren en instructie: psychologie van de leerling en het leerproces. Assen: Dekker & Van de Vegt. Commissie Evaluatie Basisonderwijs (1994). Inhoud en opbrengsten van het basisonderwijs. Evaluatie van het basisonderwijs, deelrapport 1. Den Haag: Inspectie van het onderwijs. Inspectie van het onderwijs (1993). Natuuronderwijs, nader bezien. Inspectierapport 1993-5. Den Haag: Inspectie van het onderwijs. Margadant-van Arcken, M. & Van Kempen, M. (1991). Natuur in kinderhanden: Bevordering en integratie van natuurbeleving in het basisonderwijs. Enschede: SLO Projectgroep Natuur-nabij (1995). Handboek Natuur-nabij. Nijmegen: Schooladviesdienst. Projectgroep Natuuronderwijs voor de basisschool (1990) Natuuronderwijs in lessen. katern 1 t/m 4. Enschede: SLO
Dit artikel is eerder verschenen in het blad ‘JSW’, jaargang 80, nummer 3, Uitgeverij Zwijsen. |
Home | Thema's | Publicaties | Presentaties | Onderzoek